Column De Gelderlander | donderdag 16 juli 2015
Voor ouders ligt dat moment van volwassenheid minder vast, hun kinderen blijven kinderen, ‘geheel onafhankelijk’ of niet. Volgende week wordt mijn dochter eenentwintig. Sinds afgelopen maandag is ze SPH Jeugdzorgwerker, ze behaalde haar ‘beroepskwalificatie’. Nog zo’n wettelijk vastgelegde term. Het markeert de overgang tussen leren en werken. Haar oudere zus voelde de overeenkomst tussen die twee mijlpalen ook fijntjes aan en zei: “Je hebt keurig binnen de lijntjes gekleurd Judith.” En dat heeft ze.
Maar is zij na maandag dan niet meer leergierig? Was ze niet al bijna twee jaar werkzaam bij de instelling waar ze stage had gelopen? Vond ik haar niet rond haar twaalfde al vrij volwassen en ‘geheel onafhankelijk’? Natuurlijk. En al even natuurlijk volgde de terugval in de pubertijd.
Leeftijd is dan wel een wettelijke norm voor volwassenheid, biologie en psychologie zijn factoren die veel wezenlijker zijn. En leren doen we een heel leven lang als het goed is. Dat begint meteen na de geboorte en stopt op de dag van onze laatste adem. Leren heeft tijdens het grootste deel van ons leven weinig met werken te maken. Met uitzondering van een korte periode waarin we dat doelgericht doen om een beroepskwalificatie te bemachtigen. Daarna gaan we weer ‘geheel onafhankelijk’ leren leven.