Column ‘Door Achterhoekse Ogen’ | De Gelderlander | zaterdag 6 september 2014
Op Vlieland zag ik lang geleden voor het eerst zeehonden ‘in het wild’, bij hen thuis dus. Sindsdien kijk ik naar ze uit. Op grote afstand meestal, maar de prettige rilling is er altijd. Eens per jaar gaan mijn vrouw en ik met vrienden een lang weekend naar Vlieland. Al elf jaar kunnen we terecht in een heerlijk ‘thuisje’ in de duinen genaamd ‘Phoca’, de latijnse naam voor zeehond. Vorig weekend waren we er mogelijk voor het laatst. Phoca is verkocht en het is dus de vraag of we er ooit nog naartoe kunnen. Of willen: het thuisgevoel van Phoca zat natuurlijk niet alleen in muren en dak.
Een wat weemoedig begin dus. Maar dan keert het tij. In het gastenboek lezen we over een boot waarmee je langs het dorp vaart, vogels kijkt, garnalen vist en dik kans dat je zeehonden ziet. En die boot heet Phoca! We monsteren aan bij het bezoekerscentrum waar een enthousiaste mevrouw spreekt van ‘een echte belevenis’.
Zondagmiddag is het zover, we stappen aan boord bij Harm en Josephine op de Phoca. Reusachtig aardige mensen die je vanaf het eerste moment een thuisgevoel geven aan boord, een bijzondere gave. Na een half uurtje varen gaan we voor anker. Josephine geeft ons een waadpak en een knalgeel zeiljack en legt uit wat we gaan doen. We stappen over in de bijboot waarmee Harm ons naar de plaat vaart waar we met sleepnetten garnalen gaan vissen. We lopen over de plaat naar de volgende geul. Aan de overkant, op de Richel liggen twee groepen zeehonden. Diep door het water lopend slepen we de netten achter ons aan.
En dan gebeurt het: op nog geen dertig meter afstand steekt een zeehond z’n hoofd boven water uit. Ik ben tot aan mijn middel in zijn huis ingetreden en hij komt me even vriendelijk welkom heten. Als het om garnalen gaat zijn we collega’s geworden. Een irrationele interpretatie, ik weet het, maar dat gevoel beschrijven begint hiermee.
Verder rust de pen.