Column ‘Door Achterhoekse Ogen’ | De Gelderlander | zaterdag 15 oktober 2011
Je had Hilversum 1 en Hilversum 2 en de zendtijd was keurig verdeeld tussen de stemmen der zuilen, de omroepverenigingen: de V.P.R.O., de V.A.R.A., de N.C.R.V. en de A.V.R.O. Je had natuurlijk ook de K.R.O., maar daar sprak men teksten die voor mij niet thuis waren te brengen. Zo kreeg ik als kind al vlot mee wat zich aan gene zijde van onze vrijzinnig protestantse en sociaaldemocratische horizon bevond. ‘Heilige Maria, Moeder van God, bid voor ons zondaars’ hoorde dáár thuis, aan gene zijde, al klonk het nog zo spannend.
Wij woonden tot 1961 op een bovenwoning in Varsseveld en het waren verreweg de meest warme, knusse en gezellige jaren van mijn leven. Naast de boekenkast, de kolenkachel en het dressoir, was daarvoor vooral de radio verantwoordelijk. Met de stemmen uit een andere wereld die met hun doorgaans warme timbre de huiskamer vulden. Stemmen die op zaterdagavond vrolijk klonken, die een ontspannen lach op de gezichten van mijn ouders brachten.
Ik had geen idee wat ze exact vertelden, daarvoor was ik te jong en bovendien te druk in de weer met mijn speelgoed. Maar op z’n minst hun klank kreeg ik mee en ook dat ze medeverantwoordelijk waren voor die lach.
Ik herinner mij ook de aandachtige ernst van mijn moeder, als Henk van Stipriaan verslag doet van de overstroming in Tuindorp Oostzaan en van de treinramp bij Harmelen. Het zijn momenten waarop ik de bouwsteentjes even neergelegd zal hebben. Oostzaan en Harmelen staan namelijk niet alleen op mijn trommelvlies, maar ook op mijn netvlies. Alsof ik er tv-beelden van zag, er zelf bij was. De stemmen uit die oude radio wisten mijn buitenwereld te verbeelden.
Af en toe hoor ik die oude radiofragmenten nog. Er wordt welgemanierd gesproken, overdreven gearticuleerd, dik aangezet, maar ze weten nog steeds de beelden bij mij op te roepen waarover ze verhalen.
Tegenwoordig mag ik van tijd tot tijd zelf de studio in om mijn stem te gebruiken. Toen ik dat indertijd voor de allereerste keer deed wilde ik vooral niet overdrijven. Gewoon en natuurlijk blijven doen, dacht ik.
Fout dus. De technicus vond het ... ‘wat vlak’. Bij de tweede opname deed ik het voor mijn gevoel zwaar overdreven. Ik fladderde tussen volle stops en korte pauzes door. Hoger, dan weer lager intonerend, sneller of trager sprekend. Speelde dik aangezet met uitdrukkingen van verbazing, woede en zachtmoedigheid. “Prima. Staat erop”, klonk het aan de andere kant van het glas.
Met dank aan die oude radiostemmen. Er is niets nieuws onder de zon.