Column ‘Door Achterhoekse Ogen’ | De Gelderlander | zaterdag 7 april 2012
Moet de dichter gelovig zijn om dit te kunnen doen? In die vraag lag voor mij de uitdaging om aan het project deel te nemen. Kijk, atheïsten zingen gepassioneerd de Matthäus, maar Bach uitvoeren is deel willen zijn van de Europese culturele traditie. Dat wil niet zeggen dat men zich hoeft te verenigen met de inhoud. Ik kreeg de vraag voorgelegd om zelf inhoud te creëren aan de hand van het evangelie. Dat ligt dus anders.
Eigenlijk worstel ik al mijn hele leven met de vraag of ik gelovig ben, dus die kwestie tot onderwerp maken van mijn dichterlijke arbeid leek mij een zinvol creatief en filosofisch proces. En dat is het ook geworden. Ik koos voor het moment waarop Jezus op de Olijfberg ten prooi valt aan hevige twijfel. Hij weet dat hij binnenkort een wrede dood zal sterven. Op dat moment bidt hij tot God: “laat deze beker aan mij voorbij gaan vader.” Het is dit moment dat in de orthodoxie vaak als Jezus’ ultieme ogenblik van zwakte wordt ervaren, las ik ergens. Hoe kan de godgelijkende, de verlosser, zo wankelbaar zijn in zijn geloof? En dat is precies het onderscheid tussen rechtzinnig en vrijzinnig. Als vrijzinnige kan ik hier geen zwakte zien. Ik zie hier zelfs dat de Bijbel ons toont dat de mens maatstaf is. De mens die twijfelt omdat er keuzes zijn. De mens die bijvoorbeeld kan kiezen voor kennen of geloven. Of beter: voor kennen èn geloven.
Voor rechtzinnigen zijn er geen keuzes. Een onwankelbaar geloof staat geen keuzes toe, stel je voor dat je zou kiezen voor kennen, dat zou je geloof doen wankelen. Het zou je in een voortdurende worsteling brengen met het woord van God.
Terwijl ik dit allemaal door mijn hoofd liet gaan in de schetsen voor mijn gedicht, zag ik ineens dat dit precies mijn manier van geloven is: kennen èn geloven. Diezelfde avond, tijdens een cursus neurofilosofie werd dit inzicht nog eens bevestigd. Er zijn, was het idee, biologische redenen om te geloven. Wij gebruiken geloof om het onbegrepene te verklaren, om troost te vinden voor het zinloze en absurde in het leven, om het groepsleven te versterken, om tijdelijk een prettig gevoel te krijgen tegen het te groot en te unheimisch.
Mijn gedicht heet ‘gnosis et fides’, kennen en geloven en eindigt met de mens die God schiep.