Column De Gelderlander | donderdag 12 mei 2016
De initiatiefnemers, Joost de Gier en Marco van der Aar, moesten bewijzen dat zo’n festival vanuit het niets in drie maanden tijd uit de grond gestampt kon worden. Het angstzweet zou je in stromen van het voorhoofd lopen, zo niet bij deze twee heren. Rustig werden links en rechts lijnen uitgezet. Samen met Hans Mellendijk en Louis Radstaak werd ik bijvoorbeeld geboekt om gedichten te komen declameren. Wij stelden voor om daarvoor onze onvolprezen ‘dichterskoets’ van stal te halen. Dat is een caravan waarin een dichter, bijna één op één, een minipubliek vermaakt met poëzievoordracht. Als ‘Het instituut Praktische Poëzie’, hadden wij onze koets op de Zwarte Cross al eens met veel plezier en succes bemand. Het wachten was op een reprise tijdens een ander festival. Nooit gedacht dat dit in ons eigen dorp zou gebeuren! Vol vertrouwen dat dit ging lukken werd de benodigde caravan gezocht.
En ja hoor, twee weken voor HootchieKoe was een smetteloos witte pipowagen gevonden. Op een zonnig, nog wat fris caféterras namen wij nog even wat details door. Toen mijn aandeel in de koets ter sprake kwam, stamelde Marco, die nooit stamelt: “Eh ... gedíchten?”. Hij had mij ingedeeld als presentator van een muziekpodium, maar was even vergeten om mij dat te vertellen. Op zo’n moment helpt ‘ons-kent-ons’: met iets meer podium en iets minder koets kwamen beide goed.