Twee columns over de gemeentelijke herindeling | 1999 | 2004 |
Veel mensen kunnen niet begrijpen dat de herindeling nu alweer op herhaling gaat. Bij die laatste categorie hoor ik niet. Ik vond het indertijd weliswaar helemaal niet zo nodig dat Wisch en Gendringen fuseerden. Evenmin als de provincie overigens, die vond ook dat de twee voldoende bestuurskracht hadden om zelfstandig verder te gaan. Maar als het dan al nodig was, vond ik dat het dan ook meteen goed en grondig moest gebeuren. Niet van dat benauwde. Eén of hooguit drie Achterhoekse gemeenten, anders zou je al vlot weer opnieuw moeten herindelen, leek mij. En ja hoor ...
Hier twee oude columns die ik indertijd in de zaterdagse serie 'Met Achterhoekse Ogen' voor de Gelderlander schreef. De eerste toont een fantasievolle 'strokenvariant', geschreven kort voor Kerstmis 1999, toen alles nog in discussie was. De tweede stamt uit januari 2004, toen alles net in kannen en kruiken was, maar zoals gezegd, een beetje twijfelachtige kannen en kruiken naar mijn idee:
18 december 1999 - Column Met Achterhoekse Ogen | Bert Scheuter, De Gelderlander:
Kerstindeling
Het geschiedde in de dagen voor de laatste Kerstmis van de eeuw die de twintigste was, dat er in het Achterhoekse land grote beroering heerste. In die donkere winterweken van de adventstijd was het in vele burgemeestershoofden in die kleine landstreek één broezen en zoezen. Hetzelfde nu gebeurde in de hoofden van andere bestuurderen en zelfs de bescheiden denkramen van het gemene volk werden bij tijd en wijle verteerd door ... Gemeentelijke Herindeling!
Want het geschiedde in de dagen daarvoor dat er een bevel uitgegaan was vanwege keizer Peper dat het gehele rijk overhoop gehaald moest worden. En al deze vroede burgers gingen op reis, ieder naar een andere stad voor een glas en een plas, maar baren deden zij niets. En zo kon het gebeuren dat zij in overleg verkeerden en nog immer in overleg verkeerden toen de minuten die zij ‘millenniumwisseling’ noemden al met vele uren, dagen, maanden en jaren waren verstreken. Immers dezen vliegen als een schaduw heen. En alles om des keizers baard want het liefst lieten zij het zoals het was.
Toen nu keizer Peper al lang was heengezonden en was opgevolgd door een nieuwe heerser over de binnenlanden moest er toch maar eens wat gebeuren. Zo had Bergh al enige tijd om het hardst aan het kleine Wehl getrokken, dat echter ook door Groot-Doetinchem begeerd werd. Maar ook de Hummel ten noorden wilde Wehl. Daar had je het schaap aan het drieten. Wat nu? Maar het was niet het enige probleem. Ook in andere plaatsen zag men de bui al hangen. Zou het dan echt zo ver komen dat Grolle en Lichtenvoorde vanwege Haagse bevelen samengevoegd zouden worden? In Wisch had men weer heel andere problemen. De historische animositeit tussen de stedelijke Terborgenaren en de Varsseveldse boeren was welliswaar wat afgenomen, maar nu voelde Silvolde zich weer het lelijke eendje dat niets meer met Varsseveldse regenten te maken wilde hebben. Oostelijker zag Aalten niets in Wenters maar wel wat in Dinxper. Dinxper zag nu juist niks in Aalten, maar Wenters weer wel. En zo was het overal wat. De een wilde trouwen de ander juist scheiden.
Tot het moment dat, ver in de nieuwe eeuw, de Achterhoek de eerste landstreek in de Nederlanden werd met zogenaamde ‘strookgemeenten’. Langs de Oude IJssel gingen Gendringen, Silvolde, Terborg, Dörkem, Hummel en Keppel, Steenderen en Doesburg samen. Ten zuiden vonden Bergh, Wehl, en Giesbeek zich. Zuidwestelijk daarvan kwamen Zevenaar, Didam, Westervoort en Duiven nog dichter bij elkaar. Naar het noorden ontstond de zeer lange gemeente ‘Landstraat’, met Aalten, Varsseveld, Zelhem, Hengelo, Vorden, Warnsveld, Zutphen en Gorssel. Wonderlijk maar waar was dat Lichtenvoorde en Grolle dan toch één werden, zij het met Wenters, Borculo, Reurle en Lochem. En helemaal in het noorden tenslotte had je, klein maar fijn, Neede en Eibergen. En Dinxper? Dinxper bleef nog even fier wat het was, want in Dinxper is zowiezo ‘alles andes’. Hoewel Bocholt en Borken Euregionaal behoorlijk begonnen te knipogen.
En zo kwam het dat de Achterhoek, waar alles altijd net een stapje rustiger was gegaan dan elders plotseling de revolutie in huis had gehaald. Van heinde en Brussel kwamen de herders en de koningen aan om het te bekijken. En ze bewierookten het kind en schonken gouden subsidies. En het goeie van alles was dat elk dorp zijn eigen deelraad kreeg en dat het voor de bewoners van de streek nog veel mooier werd dan het er al was.
24 januari 2004 - Column Met Achterhoekse Ogen | Bert Scheuter, De Gelderlander:
Streekgemeente
Eén van mijn eerste bijdragen aan de discussie over de gemeentelijke herindeling die over ons en onze kinderen komt, was een skeptisch-persiflerend stukje uit december 1999. Ik ‘voorzag’ daarin de opzet van zes ‘strookgemeenten’ van enig formaat. Dát zou pas herindelen zijn. Niet van dat benauwde! Later heb ik hier en daar nog wel eens gezegd dat het er ook wel drie mochten zijn. Bijvoorbeeld langs de grenzen die de werkgebieden Noord, Midden en Zuid van Waterschap Rijn en IJssel bepalen. Op die manier heb je in elke geval alvast een perfect bestuurlijk beheer voor land, bodem en water geregeld. En voor alle daarmee samenhangende problematiek: stedebouw, natuurbeheer, landbouw, etc. Ik heb dat herindelingsidee wel eens het ‘Waterschapsmodel’ genoemd en ik ben er nog steeds een groot voorstander van. Een bijkomend voordeel van dit model is dat Doetinchem voldoende armslag zou krijgen. Want dat was tenslotte een van de allerbelangrijkste doelstellingen van de gehele herindelingsoperatie.
Maar wat zien we nu de hele exercitie bijna wordt afgesloten? Doetinchem heeft er een paar armzalige hectaren bij en de rest van de Achterhoek heeft wat wijzigingen ondergaan waarvan nut, noodzaak en logica door veel inwoners ernstig wordt betwijfeld. Zelfs uitvoerende ambtenaren zijn er ongelukkig mee. De bestuurderen ogen wel gelukkig. Ze schudden elkaar voor de fotografen lachend de hand en reppen van nieuwe bestuurskracht, maar ik ontkom niet aan de indruk dat hun lachen er een beetje uit ziet alsof ze boeren met kiespijn zijn. Ik waag me dan ook nog maar eens weer aan een voorspelling: binnen tien tot vijftien jaar wordt de discussie geopend over een nieuw herindelingsvoorstel, waarin opnieuw de positie van Doetinchem het belangrijkste item zal zijn. En die dicussie zal vervolgens vrij snel leiden tot een definitieve oplossing die niet ver van mijn ‘Waterschapsmodel’ af zal liggen. Dan wordt het een kwestie van ‘buugen of basten’, om het maar eens op z’n krachtig Achterhoeks te zeggen.
Zoals het nu is gegaan zal het dan niet meer lukken. Want wat gebeurde er? De omliggende gemeenten van Doetinchem kropen snel bij elkaar om maar vooral te voorkomen dat ze zouden worden ‘opgeslokt’. Ze hadden weinig oog voor de versterking van de positie van hun ‘grote broer’. Dat kan grote broer zich nauwelijks veroorloven. En zeker niet op lange termijn en zeker geen tweede keer. Neem nou Gendringen en Wisch. Beide gemeenten hadden in de ogen van ‘Arnhem’ voldoende bestuurskracht om zelfstandig door het leven te gaan. Ze hadden ook niets liever gedaan, trouwens. Maar angst voor geheel of gedeeltelijke opslokking door Doetinchem dreef hen in elkaars armen. Er zijn er dus maar weinig in beide gemeenten die er echt gelukkig mee zijn, maar ze kunnen niet meer terug. Ach en waarom zouden ze ook. Ze gaan de ideale gemeente vormen die de volgende keer op perfecte wijze bij Doetinchem aan kan sluiten.
Wat betreft de keuze voor de nieuwe naam hebben ze dat zelfs al impliciet uitgesproken. Als de eerste en tweede kamer geen roet in het eten gooit wordt die naam vanaf januari volgend jaar ‘Oude IJsselstreek’. Per slot van rekening hoort Doetinchem daar natuurlijk uitdrukkelijk bij. En Keppel en Doesburg natuurlijk. Het zou mij dan ook niet verbazen als die er straks ook bij gaan horen. Voorlopig zit de nieuwe gemeente dus met een beetje malle naam. Talloze clubs en verenigingen heten ook al zo en wil men niet te zeer ‘gemeentelijk klinken, zullen deze op zoek moeten naar een andere naam. ‘Oude IJsselstreek’ duidt immers een gebied aan dat veel ruimer is dan waarover men de gemeentelijke zeggenschap heeft. Terecht was bij de aanloop van de hele naamgevingsprocedure zo’n bovenregionaliteit uitgesloten. Dat men die spelregel nu opzij schuift is voor de toch al niet enthousiaste burger een bewijs te meer dat ‘ze maor wat doet’.
Geen beste start voor een frisse nieuwe gemeente. Temeer daar het - in ruimtelijk opzicht - plotseling tot ‘Buitennegorij in het noorden’ verworden Varsseveld werkelijk niets met de Oude IJssel heeft. Evenmin als de buurtschappen die daar bij horen. Zelf had ik zeer voor de naam ‘Sinderen’ gevoeld. Immers het fameuze en actieve dorpje dat letterlijk op de grens van beide gemeenten ligt. Ik had met name de energie en de ‘zelfwerkzaamheid’ van de plaatselijke bevolking een mooi omen gevonden voor de toekomst van de nieuwe gemeente. En een kasteel heeft er ook altijd gestaan, met land in beide gemeenten. Maar ja, de politiek haalt streken uit, die de streek niet altijd kan volgen.