Column voor 'Tempo' | clubblad van Sportclub Varsseveld | november 2013
Nee, bijna leuker nog vind ik het om tijdens zo’n uitstapje de entourage van een andere club eens te bekijken, de accommodatie, de sfeer die er hangt, de mensen die er rondlopen. En waar ik dan graag naar kijk is ‘hoe ze het er voor elkaar hebben’. Dat heeft natuurlijk veel te maken met die zaken die ik hiervoor noemde, sfeer en accomodatie, maar er is nog iets. Bij ‘Voor elkaar’ gaat het mij vooral om de vrijwilligers die, als het ware aan de achterkant van de accomodatie, zorg dragen voor het reilen en zeilen van de club. Zij die regelen dat het bij de club zó voor elkaar is dat er kan worden gevoetbald.
Vaak zijn dat mensen die zelf geen bal (meer) aanraken maar die er veel vrije tijd voor over hebben om anderen ‘hun ding’ te laten doen, zoals dat in het hedendaags taalgebruik heet. Ze doen het letterlijk ‘voor elkaar’. Hou het maar eens in de gaten. Bij de meeste clubs is er van ouds her gelukkig nog een grote groep van die onmisbare krachten actief. Je ziet dat de wat oudere leden van huis uit - van vader en moeder op zoon en dochter - een clubgevoel hebben meegekregen dat bijna automatisch tot de een of andere vrijwilligersactiviteit leidt. Het idee dat ze zich ‘nuttig moeten maken’. Soms hebben ze dat idee niet eens in die voetbalclub opgedaan, maar ze zijn er wel mee opgevoed.
Je zou zeggen dat zo’n principe een zekere eeuwigheidswaarde heeft. En toch - als je rondkomt hoor je nog eens wat - het lijkt hier en daar bergafwaarts te gaan met de vrijwillige inzet. Bijvoorbeeld de pupillenwedstrijd die wordt afgelast omdat er onvoldoende ouders willen rijden. En dat rijden is nog niet eens echt vrijwilligerswerk.
Vreemd eigenlijk, je ziet fraaie accommodaties uit de grond rijzen, je hoort enthousiaste verhalen over de professionalisering van de amateursport op het niveau van opleiding en begeleiding, maar de vrijwillige inzet van de leden loopt terug. Je zou denken dat hier sprake is van een tegenstelling die niet valt te rijmen.
Maar is dat wel zo tegengesteld? Is het niet zo dat een en ander het gevolg is van het consumentisme dat ook bij voetbalverenigingen toeslaat? Zou het misschien zo zijn dat die fraaie accommodatie dermate professioneel oogt dat leden nóg sneller denken: “Wij zijn klanten, wij betalen ons ledengeld en de club, de leverancier, moet waar voor ons geld leveren. Waar die service vandaan komt boeit niet.”
Mocht u er ook zo over denken, moet u zich toch eens door de vrijwillige helden van Sportclub Varsseveld laten voorlichten.